Psalms 106


De vogels nestelen erin.
De ooievaars hebben hun nesten in de cipressen.

1 Hoog in de bergen leven de steenbokken
en de klipdassen kunnen veilig wonen op de rotsen.

2 God laat de maan en de zon op hun vaste tijden
opgaan en ondergaan.

3 Wanneer U de duisternis laat invallen,
begint de nacht en alle dieren laten van zich horen.

4 Jonge leeuwen willen op jacht naar voedsel,
zij vragen God hun eten te geven.

5 Wanneer het ʼs morgens licht wordt,
gaan zij slapen in hun hol.

6 Dan beginnen de mensen te leven
en te werken tot de avond valt.

7 U hebt zo geweldig veel gemaakt, Here.
U hebt alles met wijsheid gemaakt.
De hele aarde is vol van uw schepping.

8 De zee bijvoorbeeld,
groot en uitgestrekt ligt zij daar
vol kleine en grote dieren,
ontelbaar zijn ze.

9 Er varen schepen op.
Het grote zeemonster Leviatan
leeft in de zee,
hij is als speelgoed voor U.

10 Alles wacht op U.
U geeft elk dier op zijn tijd te eten.

11 Als U hun dat geeft,
bewaren zij het.
Als U eten geeft,
zullen zij allemaal genoeg hebben.

12 Maar als U niet verschijnt,
worden zij vernietigd.
Als zij geen adem meer krijgen,
sterven zij.
Dan worden zij weer stof.

13 Maar als U uw Geest stuurt,
worden zij gemaakt
en alles op aarde lijkt nieuw te worden.

14 De macht en majesteit van de Here
blijven tot in eeuwigheid.
De Here is blij met alles
wat Hij heeft gemaakt.

15 Als Hij naar de aarde kijkt,
begint die te trillen.
Als Hij de bergen aanraakt,
roken de vulkanen.

16 Mijn leven lang zal ik zingen voor de Here.
Zolang ik adem heb,
zal ik lofliederen zingen voor mijn God.

17 Ik bid dat Hij Zich verheugt over mijn gedachten.
Ik zal altijd met vreugde aan de Here denken.

18 Eens zullen alle zondaars en ongelovigen
niet meer bestaan op deze aarde.
Met hart en ziel prijs ik de Here.
Halleluja!

19
20Prijs de Here, bid tot Hem.
Vertel alle volken wat Hij heeft gedaan.

21 Zing lofliederen voor Hem.
Getuig van alle wonderen die Hij doet.

22 Zijn grote en heilige naam is u tot steun,
laat ieder die op de Here vertrouwt,
blij zijn over Hem.

23 Vraag alles aan de Here
en laat zijn kracht u tot steun zijn,
blijf voortdurend in contact met Hem.

24 Herinner u alle wonderen die Hij heeft gedaan.
Denk nog eens na over de bijzondere dingen
die Hij in het verleden deed en hoe Hij oordeelde.

25 U bent het nageslacht van zijn dienaar Abraham
en kinderen van Jakob.
Hij heeft u uitgekozen.

26 De Here is onze God
en Hij oordeelt alles op aarde.

27 Het verbond dat Hij met u sloot,
zal Hij nooit vergeten,
Hij sloot het met het hele volk Israël,
voor altijd.

28 Evenmin vergeet Hij ooit
zijn verbond met Abraham
en de belofte aan Isaak.

29 Zijn woord was een stevig houvast voor Jakob
en een eeuwige afspraak met Israël.

30 Eenmaal zei Hij immers:
‘Ik geef u het land Kanaän,
het zal voor altijd van u zijn,
als een erfdeel dat niemand anders toekomt.’
31Toen zij nog maar met weinig mensen waren,
32en als nomaden van land naar land trokken,

33 liet Hij niet toe dat ook maar iemand
hen te na kwam en onderdrukte.
Ter wille van hen
werden koningen door Hem gestraft.

34 ‘Kom niet aan de mensen die Ik heb gezalfd
en laat mijn profeten geen kwaad overkomen.’

35 Voordat Hij een hongersnood over het land liet komen,
zodat er geen brood meer was,

36 liet God een man voor het volk uitgaan:
Jozef werd verkocht als slaaf.

37 Hij kwam geboeid in de gevangenis terecht,
zijn voeten in het blok.

38 Dat duurde totdat God zijn woord liet uitkomen.
De Here zorgde dat hem recht werd gedaan.

39 De koning van Egypte stuurde
een boodschap naar de gevangenis
dat hij moest worden vrijgelaten,
de machtige heerser gaf hem de vrijheid terug.

40 Hij gaf Jozef zijn vertrouwen
en een hoge positie,
hij werd zelfs onderkoning.

41 Jozef mocht alle bezittingen beheren
en de leiders van Egypte leerden veel van zijn wijsheid.

42 Toen Jakob en zijn familie
naar het land Egypte waren gekomen
en daar als vreemdelingen tussen de mensen woonden,

43 maakte God het volk steeds groter.
Ook werd het machtiger dan wie ook.

44 Daardoor maakte Hij
dat de tegenstanders het volk gingen haten
en hen met list tegemoet traden.

45 Toen stuurde God
zijn dienaar Mozes
en diens broer Aäron, die Hij ook had uitgekozen.

46 Zij deden voor de ogen van de Egyptenaren
de wonderen die Hij hun had voorzegd.

47 God stuurde de donkere duisternis
en er was geen hand voor ogen te zien.
Maar zij sloegen er geen acht op.

48 God maakte bloed van al het water in Egypte
en alle vissen stierven.
Copyright information for NldHTB